Ligging :
Armslag :
Beenslag :
Opmerking :
|
Op de rug
Dubbele overarmslag
Crawl-beenslag
De snelste rugslag die er bestaat
|
Inleiding
De armslag
De beenslag
De combinatie
De ademhaling
Veel gemaakte fouten bij het vlinderslag zwemmen
Inleiding
In het wedstrijdzwemmen bestaat er geen rugcrawlnummer: rugcrawl wordt gezwommen op het onderdeel
"rugslag". Aangezien de rugcrawl sneller is dan welke andere rugslag, zien we op het
onderdeel "rugslag" uitsluitend de rugcrawl terug. Vroeger werd er op dit onderdeel
vaak de samengestelde rugslag gezwommen.
De rugcrawl werd voor het eerst gedemonstreerd op de Olympische Spelen van 1912 in Stockholm
door de Amerikaan Hebner. Doordat hij het nummer won, werd zijn techniek die hij toepaste heel
serieus genomen. Erg lang is gezwommen met gestrekte armen. Tegenwoordig wordt er op wedstrijden
uitsluitend met de gebogen armtechniek.
Omdat de doorhaal van de armen langs het lichaam plaatsvindt, bestaat er de neiging om te gaan
slingeren. Er is (dus) ook een goede beenslag nodig om deze zijwaartse afwijkingen te compenseren,
meer nog dan bij bijvoorbeeld de borstcrawl. Daarnaast blijft uiteraard de stuwende functie van de
benen van belang.
De armslag
De armen dragen verreweg het meest bij aan de verplaatsing. Deze verplaatsing moet zo gelijkmatig
mogelijk plaatsvinden. Evenals de borstcrawl is de rugcrawl een continue slag. We kunnen de beweging
van de armen onderverdelen in de Overhaal (A) en
Doorhaal (B). Daarnaast kunnen we (B) de doorhaal, weer onderverdelen in :
- Insteek/inzet
- Glijfase
- Trekfase
- Duwfase
- Uithaal
A: Overhaal
De overhaal vindt plaats in het verticale vlak, waarbij de arm gestrekt gehouden wordt. De reden
waarom de overhaal in het verticale vlak plaatsvindt is omdat daarmee ongewenste rotaties voorkomen
worden. Zo blijft de armoverhaal, qua richting, binnen de lijn van de verplaatsing. Nadat de hand
"met de duim als eerste" uit het water is gekomen, draait deze tijdens de overhaal zodanig,
dat de pink het eerst het water weer in gaat.
B: Doorhaal
1. Insteek / inzet
De inzet van de armen vindt plaats op schouderbreedte, dat wil zeggen boven de schouders, zoveel
mogelijk in een rechte lijn vanaf de schouder waarvan de arm de hand inzet. De hand wordt ingezet
met de pink naar beneden en de duim naar boven gericht. Bovendien is er een lichte hoek te
onderscheiden tussen de onderarm en de hand, waarbij de hand meer naar buiten is gericht dan de
onderarm. De schouder blijft zo hoog mogelijk, zodat deze niet door het water heen gehaald hoeft
te worden.
2. De glijfase
De armbeweging stopt niet bij de inzet, maar gaat gestrekt door tot een diepte van ongeveer 30 cm.
Dit gedeelte kan de glijfase genoemd worden. Dit is ook het moment waarop de stuwvlakken in de juiste
positie voor de daarop volgende stuwfase worden gezet. De polsen buigen, zodat de handpalmen (de
voornaamste stuwvlakken) zo snel mogelijk gunstig op de bewegingsrichting komen te staan.
Als gevolg van een bepaalde houding van de hand is het mogelijk een bepaald profiel te laten
ontstaan, waardoor de hand kan worden "vastgezet" in het water waaraan het lichaam wordt
voortgetrokken.
3. De trekfase
De trekfase vangt aan op het moment dat de hand en de onderarm tegengesteld aan de zwemrichting de
stuwing inzetten. Ook hier leidt de hand de beweging en wordt de bovenarm bij het begin van de
trekfase geëndoroteerd (= naar buiten draaien). Tijdens het verloop van de trekfase wordt de arm
in de elleboog meer en meer gebogen waarbij de elleboog in het horizontale vlak lager blijft dan
de arm (zie tekeningen).
De buiging in de arm is het grootst wanneer de schouder door de hand gepasseerd wordt. Het voordeel
van die buiging is dat er veel meer kracht geleverd kan worden en dat de beweging dichter bij het
lichaam gemaakt kan worden. De hoek is dan ongeveer 90 graden. De hand zal tijdens het verloop van
de trekfase meer naar het wateroppervlak komen.
4. De duwfase
Wanneer we doorduwen naar de heupen en de armen zich strekken komen we bij de duwfase. Tijdens de
gehele doorhaal proberen we de elleboog naar de bodem te laten wijzen. Tijdens de duwfase zal de
elleboog van 90 graden naar 180 graden verlopen. Dit houdt in dat de arm zich geleidelijk aan zal
strekken. Door deze strekking komt de hand dieper in het water te liggen.
Aan het einde van de duwfase treedt er een versnelde beweging naar beneden plaats: dit wordt
ook wel de Buggy Whip genoemd. Het gevolg van deze beweging is dat de reactie op
het lichaam opwaarts gericht is, waardoor de schouder aan dezelfde lichaamshelft uit het water
zal komen waardoor de overhaal van deze arm gemakkelijker zal verlopen.
5. De uithaal
De doorhaal eindigt op een diepte van ongeveer 45 cm. Hier begint de ontspanning van de arm. Door de
hand "uit te ronden" dat wil zeggen te draaien met de duim omhoog, kan de overhaal ingezet
worden als de hand door het wateroppervlak gaat. We zien tijdens het zwemmen van de rugcrawl een
voortdurend draaien van de schouders om de lengte-as.
Dit "rollen" is een normale zaak; het is nodig om een goede doorhaal te kunnen maken.
Dit vindt in een bepaald regelmaat plaats. Voor de rugcrawl is een soepel schoudergewricht een
vereiste. De armen bewegen recht tegen over elkaar. Als de ene arm doorhaalt, haalt gelijktijdig
de andere arm over. De armen blijven op dezelfde afstand van elkaar.
De beenslag
De beenslag van de rugcrawl is te vergelijken met de beenslag van de borstcrawl; deze verloopt niet
slechts in een verticaal vlak. Er is niet alleen een op en neergaande beweging, maar er is veel meer
sprake van een opwaartse / zijwaartse en neerwaartse beweging. De functies van de benen zijn (ook) :
stuwing, stabiliseren/compenseren.
De zijwaarts gerichte bewegingen worden ook lateraalbewegingen genoemd en hebben de compenserende
functie. De heupen en benen draaien mee met de slag, zodat de zijwaarts gerichte beenbeweging
gemakkelijk plaats kan vinden. De stuwende functie is belangrijker dan bij de borstcrawl, aangezien
de overlap in de stuwing van de armen ontbreekt.
De beenbeweging wordt ingezet vanuit de heupen. Door de gunstige stand van de stuwvlakken
(voornamelijk de voet en onderbeen) heeft de opslag het meest stuwende effect. De opslag (upbeat)
wordt namelijk ingezet met gebogen been en overstrekte voet. Aan het eind van de opslag doorbreken
de tenen net het wateroppervlak. De neerslag (downbeat) van de benen is dan al begonnen en wordt
met gestrekte benen uitgevoerd. Hierdoor is er nauwelijks stuwing in de neerslag.
Om de benen goed te kunnen bewegen is een lichte buiging in de heupen functioneel. Tijdens de
gehele beenslag worden de voeten ontspannen gehouden en staan daardoor in de opslag wat naar binnen
gedraaid.
De combinatie
De combinatie van de arm- en beenbeweging bij de rugcrawl verloopt grotendeels automatisch. Er
bestaat ook bij rugcrawl een combinatieschema en wel: 2 : 6. Dit houdt in dat als er 2 armslagen
gemaakt worden, er 6 beenslagen gezwommen worden. Het hoofd is tijdens het zwemmen gefixeerd.
De ademhaling
Indien de slag goed gezwommen wordt dan zou de ademhaling nauwelijks een probleem hoeven te zijn:
het gezicht is voortdurend boven het water. Toch blijkt de ademhaling wel degelijk een probleem te
zijn en is een vaste ritmering, een goede afstemming op de armbeweging noodzakelijk. Algemeen kan de
ademhaling het best als volgt worden ingepast: inademen tijdens de overhaal van een arm, uitademen
tijdens de doorhaal van dezelfde arm.
De inademing geschiedt door de mond; de uitademing door mond en neus. Ten eerste omdat het water
dat zich in de neus bevindt eruit geblazen wordt en ten tweede zal de uitademing door mond en neus
geleidelijker plaatsvinden.
Veel gemaakte fouten met de rugcrawl
- De armen bewegen niet recht tegenover elkaar, waardoor de armslag erg onregelmatig gezwommen wordt
- De armen worden te hoog ingezet, wat slingeren tot gevolg heeft
- De armen worden te diep doorgehaald
- Hand bij uithaal niet met de duim omhoog, wat veel weerstand geeft en waardoor de schouder
geremd wordt in het rollen
- Hand bij inzet niet met pink eerst, waardoor een goed begin van de stuwbeweging niet mogelijk is
- De benen worden actief op en neer geslagen vanuit de knieën, waardoor op- en neerslag van de
benen even snel gaat en er dus geen positief rendement is
- Haaktenen (= enkels niet ontspannen), waardoor je meer weerstand dan stuwing krijgt
- De ademhaling is te onregelmatig verdeeld over de slagen
- Er wordt onvoldoende uitgeademd, wat kan leiden tot hyperventilatie
|